zondag 13 juli 2025

Nostalgisch

Het begon ergens in februari 2025, met een appje van mijn jeugdvriendin. Je weet wel, die vriendin waarmee ik ooit plakhandjes verzamelde in de zandbak, zandtaartjes bakte en waarschijnlijk eens een wormpje opat omdat iemand zei dat het een rozijn was. We kennen elkaar sinds ons vierde, dat is dus… 46 jaar. ZES-EN-VEERTIG JAAR! Het tijdperk van Band Zonder Naam, Bassie & Adriaan op VHS, kuiven vol haarlak, permanentjes en blauwe oogschaduw. Een tijd die tegelijk legendarisch en gênant was.

Haar appje was simpel:

“Zullen we ook naar de reünie van onze lagere school?”

Reünie? Ik dacht altijd dat dat iets was voor mensen met rollators, kunstheupen en thermoskannen vol anekdotes. Maar toen mijn broer er ook over begon, een soort bijeenkomst van de oude basisschoolbende, begon het toch te kriebelen. Nostalgie? Misschien.

Dus gingen we. Mijn jeugdvriendin haalde mijn broer en mij op in haar kleine Toyota. We reden richting ons verleden. Nou ja, soort van, want de oude school was allang gesloopt. Andere plek, ander gebouw, maar dezelfde herinneringen. En veel gelach. Echt veel.

Foto’s kwamen op tafel. Ik had een kapsel dat verdacht veel leek op een omgekeerde champignon en droeg een ruiten broekpak. RUITEN. BROEKPAK. Mode was toen nog een vage belofte.

We haalden herinneringen op aan playbackshows, elastieken, eerste verliefdheden en die ene schooldirecteur die tijdens het dictee rustig zijn pijp rookte alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Het was de geur van autoriteit.

We eindigden in het dorpscafé. En toen gebeurde het:

“Vrijdag 11 juli. Kermis. Iedereen erbij.”

Het werd plechtig in ieders digitale agenda gezet.

Natuurlijk vergat ik het direct, tot mijn vriendin begon te appen: herinnering, locatie, dresscode. En het allerbelangrijkste:

“Geen hakken hè, anders lijk ik weer zo klein.” Prioriteiten.

De avond begon bij haar ouders thuis met koffie en thee. Daarna even langs bij mijn moeder voor water. Hoezo indrinken? We waren er klaar voor. Kermis, here we come.

Dezelfde kermis waar ik op mijn vijftiende voor het laatst was. Toen met een kuif vol haarlak en een bessenjus in mijn hand. Nu, 35 jaar later, met corrigerend ondergoed en een leesbril in mijn tas. Maar weet je? Het voelde nog steeds magisch.

Daar stonden ze dan: klasgenoten uit de jaren ’80, anno 2025. Iedereen 50 of bijna 50. De één wat grijzer, de ander kaler. Sommigen vakkundig geverfd, anderen glanzend kaal als een biljartbal. Een geur, een stem, een blik en BOEM, je bent weer acht jaar oud.

Eentje herkende ik niet. Bleek al jaren in Nieuw-Zeeland te wonen met zijn gezin. En nu toevallig op bezoek. Natuurlijk. Hij zit in de wijnen, dus dat schept een band. We proosten met onze plastic bekers gevuld met bier. Logisch en onvergetelijk.

We praatten allemaal alsof het gisteren was. Geen filters, geen hashtags. Alleen wij. Echt. En voor een paar uur waren we weer kinderen. Met bier, onder de megagrote kerktoren van onze jeugd, voelden we ons jonger dan ooit. Tot de beveiligers ons, charmant maar beslist, van de straat begeleidden. Want zelfs nostalgie heeft sluitingstijd.

Nostalgie is een warme deken van herinneringen, geweven uit geuren, geluiden, gezichten en momenten die ooit zo vanzelfsprekend waren.

Maar nostalgie is ook een sluwe val.

Je begint met koffie, eindigt met bier. Nog eentje. Nog acht. Jeugdvriendin dumpt me thuis, ik graaf naar mijn sleutel op een ‘geheime plek’ die zelfs mijn geheugen is ontvlucht. Bel manlief midden in zijn dromen. “Ik heb ‘m!” hang op, ren naar binnen en plof neer met water en aspirines.

Nostalgie is een tijdreis zonder helm, met stijve ledematen en excuses aan manlief dat ik hem wakker belde voor niks.

Mooi? Zeker. Maar volgend jaar neem ik de huissleutel en aspirines mee. Nostalgie is als terugspoelen van een cassettebandje, je weet nooit precies waar je uitkomt.


dinsdag 8 juli 2025

Zen

Drie weken vakantie. Drie. Weken. Alleen. Met. Manlief. Zonder kinderen. Zonder hond. Zonder collega’s. Zonder verplichtingen. Met auto. Zonder airco. Die besloot blijkbaar op het meest tropische moment van het jaar: “Weet je wat? Ik doe effe niet meer mee.”

Drie locaties strak gepland, reisroutes tot achter de komma uitgedacht. Top geregeld. Hulde aan Manlief.

Eerste stop: Leutaschklamm. Klinkt als een schimmel, voelt als een natuurdocumentaire in 4D. Een kloof vol ijskoud natuurgeweld, waar je over stalen trappen boven bulderende rivieren zwabbert.

Adrenaline + berglucht = mentale rust.

Werkstress? Weg. Wachtwoorden? Weg. Excel-sheets? Weg. Pincode? Ook weg.

Aanrader: doe dit na een lange reisdag. Je vergeet zelfs je eigen naam. Of die van je partner. Maar dat is soms ook even lekker.

Tweede stop: kamperen aan de Adriatische kust. Zen. Zomerjurk. Zucht. Geen hakken, hoewel ik ze wel mee had. Voor de zekerheid. Of voor de show. Vrijheid.

Cocktails, kaarslicht, Cicaden, boeken lezen in de schaduw van een boom.

Tot manlief zegt: “Zullen we een fietstochtje maken? Even naar dat dorpje van vroeger.” Lief.

Bleek, met omwegen en het negeren van de autoweg, 40 kilometer. In 30 graden. Door de Po-delta. Zonder schaduw.

Zelfs de muggen gaven het op.

Maar we zijn er gekomen. Op wilskracht, liefde, anderhalve liter water en vier Berliner bollen. Nooit gedacht dat gebak levensreddend kon zijn.

Dagje San Marino. Ook leuk. En plakkerig.

Derde stop: Oostenrijk. Een appartement op een berg.

Elke dag wandelen alsof we vrijwillig op survivalkamp zijn.

En op dag vier: e-mountainbiken. Want we zijn dapper, niet gek. Toch stond ik halverwege een helling stil. Ik stil. Fiets niet. Gevallen. Op m’n rug. Gelukkig had ik een rugzak om. Nog gelukkiger: een zachte. Allergelukkigst: geen toeschouwers. Nou ja, op een schaap na, maar die keek discreet de andere kant op.

En dan: de terugreis. 1000 kilometer. Zonder airco.

“Zullen we het in twee dagen doen?” vraagt manlief lief.

Dus ja… vier locaties.

Want spontaniteit? Blijkbaar doen we daar ineens aan.

Want wie overleeft 1000 kilometer in een rijdende oven?

We belanden in Bad Kissingen. Klinkt als een Duitse romcom. Is het ook.

Toevallig zomerfest: bier, schnitzel, lampionnen en klassieke muziek uit 1920. Wat wil je nog meer?

Juist. Een zwembad.

Wij vrolijk het hotelzwembad in. Helemaal alleen… Tot er twee zeventigjarige nudisten binnenwandelen alsof het open dag bij de sauna is. Op blote voeten. En de rest ook.

Zonder gêne. Met handdoek. Maar die bleef droog.

Waarom? Geen idee. Hoe? Nog minder idee. Manlief knippert sindsdien wat nerveus met z’n linkeroog.

En dan: thuis. Regen. Gras kniehoog. Een wasmand die zich spontaan heeft vermenigvuldigd. De stofzuiger kijkt ons gekwetst aan. De kinderen? In leven. De hond? Blaft weer. Het huis? Staat nog. Er is afgewassen. De badkamer ruikt verdacht fris. De planten leven.

Zoonlief zegt dat het gras “gewoon natuurlijk” is. Dochterlief wijst op de was die buiten hangt. In de regen. “Detail, mam. Het ruikt lekker fris.”

En toch… we blijven zen. Dat hebben we afgesproken. Geen haast. Geen stress. Geen verplichtingen.

Behalve dan: Werken. En de was. En het gras. Het stofzuigen. Het schoon houden.

In de chaos van het leven… denken wij zen. Geen idee wat het helpt, maar het klinkt zo lekker rustig.


zaterdag 14 juni 2025

Vrijheid

Zuchten. Steunen. Puffen. Het is 34 graden in Nederland. Of, zoals wij het noemen: de perfecte dag om je complete zolderinhoud in een Peugeot 208 te proppen. Jawel, het is weer zover: De Grote Auto-Inpakdag.

Manlief en ik gaan op vakantie. Maar niet zomaar. Nee, we gaan op een heuse trilogie van vakanties. 

Eerst één dag ‘gezellig’ wandelen aan de Duits-Oostenrijkse grens (“De Leutaschkloof is magisch,” zegt hij met die blik die je krijgt als je een bergpad romantisch noemt). Vervolgens tien dagen kamperen in Italië: dertig graden, vijfhonderd muggen en je eigen zweet als permanente metgezel, heerlijk ontspannen idee, vind ik. Tot slot een weekje Oostenrijk, in een appartement dat ‘rustiek’ wordt genoemd. Dat betekent meestal: géén lift, twijfelachtige wifi en een kast die kraakt alsof er een geest in woont.

Drie landen. Drie klimaatzones. Drie keer zoveel inpakstress. En maar één kofferbak.

Manlief kiest voor de praktische aanpak: tent, haringen, stoeltjes, pannen, een zaklamp waarmee je Schiphol kunt bijlichten, en een verlengsnoer van vijf meter (“voor de föhn, denk ik”). En jawel: twee ventilatoren. “Als Italië kookt, blazen wij terug!” roept hij strijdbaar.

Mijn taak? De kledingtas. Eén. Slappe. Weekendtas.

“Past precies tussen de koelbox en de parasol,” zegt hij tevreden. Alsof ik alleen een bikini en een tandenborstel nodig heb.

Maar luister: ik pak niet alleen kleding. Ik pak mogelijkheden. Ik pak vrijheid. Kleding voor alle versies van mezelf. Berggeit-chic, strandgodin, Apfelstrudel-casual. Wandelschoenen? Check. Gympen? Check. Slippers met glitters? Dubbel check. En dan… mijn kroonjuwelen: De hakjes.

Twee paar. Camel en charmant zwart. Niet te hoog, maar met dat ene fijne gespje. Je weet wel, die hakjes waarbij hij ooit zei: “Wauw.” Pure elegantie, maat 39.

Ik rol, vouw, moffel, prop. Alles past net niet. Nog een mini-weekendtasje erbij dan maar. Geen punt.

Buiten hoor ik gegrom. Manlief, in gevecht met de koelbox, waterkoker, achterklep, de zwaartekracht, en misschien ook een beetje met mijn karakter.

PLOP.

“Wat zit er in deze tas?! Een baksteen?!”

Ik glimlach lief vanaf de drempel. “Misschien... een charmant hakje met een gespje? Je weet wel, die jij altijd zo mooi vindt.”

Hij zucht. Zijn blik zegt alles: wanhoop, liefde, opoffering. Maar vooral: overgave. Dit is niet zijn strijd. Dit is mijn recht.

Na een uur persen, duwen en fluistervloeken zit alles erin. Geen ruimte voor ‘extra tafeltje’, maar wel voor mijn hakjes. En dat is genoeg.

Want straks, als we flaneren over de boulevard, ik in ouwe gympen, zwetend als een fontein, zal hij zeggen:

“Fijn dat je hakjes mee zijn, hè?”

En dan lach ik lief. Want ik draag ze niet. Maar ik kan ze dragen.

En dat, lieve mensen, is vrijheid.

Vrijheid is niet dat je alles gebruikt wat je meeneemt. Vrijheid is dat je zelf kiest wat je meeneemt.

Vrijheid is ruimte maken, in je auto, je dag, je hoofd. Voor hakjes, voor liefde, voor jezelf.


donderdag 5 juni 2025

Denkholletje

Sommige apparaten zijn meer dan techniek. Ze worden huisgenoten. Emotionele steunpilaren met een stekker. Onze televisie was er zo één. Veertien jaar lang stond hij daar: zwijgzaam, onverzettelijk, trouw. Een soort digitale huispriester met HDMI.

Toen we hem kochten zeiden we: “Wat een gigant!” En nu? Nu kijken we ernaar zoals je naar een oude Nokia kijkt: schattig. Klein. Aandoenlijk.

Maar hij deed het nog. Als je geduld had. En het niet erg vond dat Netflix zomaar stopte. Of dat hij bufferde alsof hij eerst even moest mediteren. 

We zouden hem pas vervangen na de vakantie. “In september,” riepen we kalm. Tot manlief, tussen twee happen pasta en een YouTube-recensie door, ineens zei:

“Misschien moeten we de woonkamer ook meteen veranderen.”

…Sorry? WAT?!

Van de man die al zucht als ik een kussen een kwartslag draai? DIE man?  Dus ik greep mijn kans. Binnen een half uur lag de halve woonkamer overhoop. De bank verhuisde naar een gezellig hoekje. En daar ontstond het: mijn denkholletje. Een rustgevende cocon met dekentje, lampje en nul verwachtingen van anderen en als daar een nieuwe tv voor nodig was, prima.

Toen… aanbieding! (of algoritme-aanval). Een tv met Dolby Surround. “Slechts twee boxjes, een subwoofer en een soundbar,” zei manlief, alsof dat minder was dan een theezakje.

Juist.

Door het verschuiven van de roomdivider werd een zijkant zichtbaar. Drama. De akoestische lattenwand moest worden uitgebreid. Uiteraard met precies hetzelfde hout als de rest, want: perfectionisme is geen hobby, het is een levensstijl.

De nieuwe lattenplaat was 2 meter 60. En paste, je raadt het al, niet in de auto.

Ik stond er alleen voor. Manlief bleef thuis “voor de tv-bezorging.” Hij moest “persoonlijk tekenen,” zei hij plechtig. En ik geloofde hem, maar ik nam wel de zaag mee.

Want dit was niet onze eerste lattenwand.

Dus daar stond ik. In de bouwmarkt. “Mag ik deze laten zagen?” 

“Nee mevrouw, dat mogen we niet. Regels,” zei de medewerker alsof ik zijn grootmoeder in mootjes wilde.

Dus daar stond ik. Op de parkeerplaats. Alleen. Met een wiebelende plaat, een dwarrelende wind en een zaag die zijn eigen route koos. Voorbijgangers keken bezorgd.  Eén vrouw duwde haar kind achter zich. Eén man gaf een duim. Eén knikte begripvol. Solidariteit onder klusveteranen.

Thuis: missie geslaagd. TV? Uren later bezorgd. Gelukkig kwam een vriend helpen want manlief heeft de neiging dingen scheef op te hangen. 

Maar ik ben gelukkig. Niet om Dolby-donders, maar omdat ik mocht schuiven. Inrichten. Heersen. Mijn denkholletje is geboren.

En als manlief straks begint over “de achterkamer”?

Dan pak ik m’n zaag, m’n rolmaat, en zorg ik dat ik deze keer thuisblijf om persoonlijk te tekenen.

Want ja, het klinkt hier inmiddels als de bioscoop…De muren trillen, auto’s ontploffen, en ik denk dat de soundbar ademhaalt.

Maar ik zit in mijn denkholletje. Met een dekentje. Een kopje koffie (of een glas wijn, afhankelijk van het tijdstip, of mijn humeur). 

Hij beleeft de actie. Ik schrijf de rust. Hij: Dolby Surround. Ik: Droomstand 

En ergens, tussen zijn explosies en mijn komma’s, zit het leven precies goed in mijn denkholletje.





donderdag 29 mei 2025

Magnetisch

Je kent ze wel, die vliegengordijnen met van die witte gazen stroken. Wij hadden er ook zo één. Ooit smetteloos wit, inmiddels… tja, vintage beige, met accenten van hondensnuit en modderpoot. De hond dartelde erdoor alsof het een hindernisbaan was. Gevolg: halfopen, scheefgezakt, één strook permanent achter het kozijn gehaakt. Functioneel? Niet echt.

Totdat Manlief met een fonkelend idee kwam met de grijns van iemand die net een patent heeft aangevraagd op “dé oplossing”. “We nemen een zwarte!” riep hij, “Met magneten! Gaat vanzelf weer dicht!” Hij zei het alsof hij net gratis wifi had uitgevonden. Met klittenband. Voor thuis. Voor ons. Voor de mensheid.

Daar stonden we. Twee volwassenen. Waterpas in de hand, tong uit de mond. Met militaire precisie, blik op oneindig, klittenband strak langs het kozijn. Vervolgens het gaas erin, magneten keurig op elkaar. Klik. De magneten zoefden naar elkaar toe alsof ze in een romantische komedie zaten. Zelfs de hond keek onder de indruk vanaf haar troon van platgeslagen kussens.

Dan het moment suprême: de test met onze hond. Ze liep erdoorheen met de kalmte van een gepensioneerde yogadocente. Geen twijfel. Gewoon: flap-flap-KLIK. Ze keek nog even achterom met een blik van: “Heb je dit gezien, mens?” Alsof ze een masterclass “magneetflapnavigatie” had gevolgd.

Onze kinderen waren niet thuis. Maar ik ken mijn kinderen. Vooral zoonlief. Slim, nieuwsgierig, maar ook het type dat een magnetisch gordijn eerder ziet als puzzel dan als uitgang.

Ik fluister tegen Manlief: “Moet ik het uitleggen voordat hij het op escape room-manier sloopt?” “Nee joh,” zegt Manlief. “Zelfs de hond snapt het. Appeltje-eitje.”

Oké dan. Moederlijke intuïtie genegeerd. Tuindeuren dicht, flap magnetisch strak, wij naar bed.

De volgende ochtend: hup, werken. Alles netjes. Tot ik thuiskom. Daar hangt de flapper….Eén zijkant hangt scheef. Ik voel mijn oog trillen. Klittenband mishandeld, opnieuw aangedrukt met de subtiliteit van een sloophamer. Ik kijk naar het bewijs van sabotage en voel het al aankomen.

Dan komt zoonlief binnen. “Ja mam, ik snapte het hoor… maar in de eerste tien seconden dacht ik: dit zit vast. Dus ja… getrokken.”

Manlief ligt op de grond te huilen van het lachen. “ZELFS. DE. HOND. SNAPT. HET!” Onze viervoeter kijkt toe met een blik van: “Amateurs.”

Maar geef zoonlief eens ongelijk: “Het voelt gewoon niet als een deur. Meer als een psychologische test met klittenband.”

En ik? Ik stond erbij, keek ernaar, en hoorde mijn moederlijke intuïtie zachtjes fluisteren: Told you so.

Maar goed. Het gordijn klikt nog steeds. Ons gezin trouwens ook. Met gepiep, gekraak, een herpositionering van het klittenband en iemand die roept: “WIE heeft dit nou weer gedaan?!” Maar hé: het werkt.

Op een chaotische, liefdevolle, licht-disfunctionele manier. Klik. Totaal gestoord. Maar wel van ons. Soms scheef, soms los, maar altijd weer terug op z‘n plek. Magnetisch.


maandag 26 mei 2025

Dwangstoornis

De prijs voor ‘het mooiste en schoonste huis van de wereld’? Laat maar. Mijn huis is geen showroom. Het is een overlevingsgebied met confetti-kruimels en sokken die zichzelf teleporteren. Maar we wonen hier. We leven. Wild. Onverschrokken. En, toegegeven... een tikje geobsedeerd. Mijn hart slaat soms in morse: controle... controle... controle...

Neem onze glazen. Niet gewoon “glazen”. Nee, dit is een hiërarchisch systeem waar een koningshuis jaloers op zou zijn. Van links naar rechts: borrelglaasjes (uiteraard), dan wijnglazen, wit vóór rood, dat is strategie, geen vergissing, gevolgd door toetjesdisschaaltjes, koffie en theeglazen, sap glazen, en tot slot de limonadeglazen. Allemaal soort bij soort, op hun plek alsof IKEA en het Ministerie van Defensie een gezamenlijke missie hadden.

Manlief, dappere man, denkt dan: ‘Ik ruim wel even de vaatwasser uit.’ Dat doet hij ook. Maar hij zet de glazen... WILLEKEURIG. Alsof het junglewezens zijn die zichzelf moeten vinden.

Ik wacht. Tot hij wegloopt. En dan: klik, klak, sjoef, tik-tik-tik. Ik geef de hele bende een spoedcursus. Geen waterglas tussen de wijnglazen. Geen theeglas in de limonadehoek. Alles op zijn plek. Alles zen. Niemand die het merkt. Mijn hartslag daalt. De wereld klopt weer.

En ja, de wc-rol moet met het papiertje naar voren hangen. Ik ben geen monster. Maar de besteklade? Tja, dat is dan weer de jungle. Inclusief loslopende paperclips, papiertjes en sleutelbossen. Prioriteiten. Kastdeuren die openstaan? Die fluisteren “…we staaaaan weeer open…”

En ik ben niet alleen. Nee, ik heb een netwerk. Mensen zoals ik. Eén vriendin strijkt haar theedoeken. Een ander hangt de was op kleur, met bijpassende wasknijpers en vermoedelijk een Spotify-playlist per tint. Iemand in mijn nabije omgeving fietst uitsluitend over specifieke putdeksels, alsof hij deelneemt aan een geheime militaire operatie. En mijn kinderen vroeger? Die liepen alleen over de witte stukken van het zebrapad. Elk treetje van de trap werd met ninja-precisie genomen. Nu zeggen ze niks meer, bang dat ik het opschrijf. Wat ik dus doe.

Soms denk ik: laat het los. Maar ik heb het geprobeerd. Eén theeglas tussen de sap glazen. Twaalf seconden. Correctie uitgevoerd.

En weet je: volgens experts is het pas een stoornis als je er meer dan een uur per dag mee bezig bent. Dus zolang ik mijn glazen, kastdeuren en wc-rollen binnen 59 minuten fix... is er niks aan de hand.

Wat is het dan? Balans. Zelfexpressie. Een poging tot grip op een wereld die steeds harder aanvoelt als een verdwaalde opslagloods vol verdorde bloemen, vergeten sokken en meningen met toeters eraan.

Dus laat mij mijn glazen rangschikken alsof ze auditie doen voor een kristallen ballet. Laat mij de wc-rol hangen als een museumstuk.

Dat is geen dwangstoornis. Dat is mijn stille protest. Tegen de chaos van de wereld daarbuiten. En een wanhopige poging om hierbinnen, in mijn eigen kleine hoekje, iets van orde te bewaren.


zaterdag 17 mei 2025

Stormbestendig

Het begon met een glimlach en eindigde in een trauma waardoor zelfs een dobberende kurk tegenwoordig mijn hartslag verdubbelt. Zevenentwintig jaar geleden dacht ik nog: “Verrassingsweekendje, hoe leuk!”

Het bleek geen verrassing, maar een test (ja ja, stormbestendig?) voor onze relatie, mijn maag en de flinterdunne grens tussen liefde en moordneigingen.

Manlief, toen nog vriendje, inmiddels echtgenoot ondanks alles, had samen met een kameraad en diens vriendin een romantisch uitje geregeld. Geen details, want “verrassing”. Zodra een man zegt: “Je hoeft niks te weten, schat”, verstop dan je tandenborstel en ga achter het gordijn wonen.

We reden richting zee, Hoek van Holland. Daar lag ze: de “boot”. Nou ja, een catamaran, of wat daar nog van over was. Links miste een fors stuk; niet zomaar een krasje, maar een gapend gat met loshangende flappen, alsof Godzilla een midnight-snack had gehaald. De bemanning keek beduusd, de boot zelf leek therapie nodig te hebben. Allesbehalve stormbestendig.

Geen paniek! Plan B: met de bus naar Calais. Bus. Zweet. Kinderen die regenboogkleurig spuugden in vier smaken. Ik verlangde ineens terug naar de gehavende Titanic-dubbelganger.

In Calais wachtte veerboot Misschien-gaat-dit-wel-goed II. De kapitein sprak met de zelfverzekerdheid van iemand die zojuist een Chinese handleiding half had begrepen.

“We proberen over te steken ondanks windkracht 9. Lukt het niet, dan keren we om. Veel plezier!”

Proberen? Alsof we gingen kijken of een scheetje een ballonvaart kan sturen.

Het schip begon te dansen; we voeren letterlijk tegen muren van water op. Mijn vriendin zag eruit alsof ze haar ziel had geruild voor een emmer. Ik overwoog serieus een kloosterleven, puur voor de rust.

Meeuwen vlogen voorbij. Bijna-manlief, held in wording, wees enthousiast: “Kijk, meeuwen!” Ik staarde naar één punt, een raampje vol zee, niets dan zee. Golven hoger dan het schip. Was dit het dan? Trouwen, kinderen baren? Nee hoor, hij sleurde me regelrecht de natte verdoemenis in met zijn verrassing.

De lauwe koffie besloot eveneens zeeziek te worden en maakte een solotour door het gangpad. Mijn kotszakje dacht: nope en gaf direct op. Alles gaf op. Behalve de golven; die werden alleen maar fanatieker. Overal zieke mensen, vermoedelijk zelfs de kapitein. De mannen zaten er ontspannen bij, biertje in de hand, alsof we op een terrasje in Zandvoort zaten. Een tikkeltje bezorgd, maar vooral om hun dames die zichtbaar minder stormbestendig bleken.

En toen… Engeland! Vasteland! Mijn lijf dacht: “Kijk, grond!” Vogels floten Bach, mijn ziel krabbelde uit de diepzee.

Het weekend zelf was geweldig. Behalve dat het andere stel uit elkaar ging (niet per se door het bootincident, al sluit ik niets uit).

Terug gingen we per Kanaaltunnel: geen wiebel, geen water, geen koffie met ambities. Stil, recht, veilig.

Noem het traumaverwerking, of volwassen worden met zoutwaterspikkels. Tegenwoordig krijg ik al stress van een opblaas-eenhoorn op een sloot in Bronkhorst.

Maar hé… ik ben nog steeds getrouwd met toen-bijna-manlief. Met twee kinderen van 21 en 18 aan dek varen we vol gas op ons gezinsvlot. We trotseren puberteitsorkanen, driftbuien-draaikolken en de windstilte van “weet-ik-veel”. De wasmand is een zinkend schip, de vrouwen aan boord een eindeloze schatkaart, en toch houden kapitein en stuurvrouw koers. Dat, mijn liefste matrozen, is pas stormbestendig!


Nostalgisch

Het begon ergens in februari 2025, met een appje van mijn jeugdvriendin. Je weet wel, die vriendin waarmee ik ooit plakhandjes verzamelde in...