Al een oneindigheid lang heb ik een oom. Ik heb er meerdere, maar deze is niet zomaar eentje. Nee, dit is de deluxe-editie: het broertje van mijn moeder, zelfverklaard tropenjager. Na zijn pensioen en scheiding vond hij het tijd voor zon, zee en palmbomen. Dus hop, naar de Filipijnen, waar hij nu gelukkig leeft met zijn Filipijnse vrouw.
We houden contact via WhatsApp. Hij stuurt steevast foto’s van zichzelf in de zon, omringd door tropische panorama’s, gevolgd door: “Laat dit ook aan je moeder zien.” Het antwoord is standaard: “Ja,” gevolgd door een foto van mijn moeder en mij met een glas wijn. Tropischer dan dit wordt het hier niet.
En toen kwam het: hij wilde terugkomen met zijn vrouw. Niet voorgoed, hoor. Gewoon even. Om iedereen weer eens te zien en zich verbaasd af te vragen wie al dat grijze haar had gekregen (spoiler: hijzelf ook). En wie mocht die reünie regelen? Ik. De uitverkorene. Of eigenlijk: de laatst overgeblevene die geen “nee” had gezegd.
Ik trommelde de hele stamboom op: zijn kinderen, kleinkinderen, mijn moeder, een nicht, nog een nicht, een neef en zijn beste vriend Snorremans met zijn vrouw. Geen bloedband, wel familiegevoel. Ik crash bij hen als ik in de buurt ben, zij crashen bij mij als ze een etappe van het Pieterpad strompelen. Snorremans voelt al oneindig lang als een oom met een snor die een eigen postcode verdient.
Tante, de zus van mijn moeder en oom, woont in Australië, maar zelfs zij werd ingebeld. Technologie, hè. Geen bereik natuurlijk, want Australië is 90% woestijn, 10% kangoeroe. Dus reed ze midden in de nacht een heuvel op voor verbinding. Dat is liefde. Voor familie, FaceTime en goede wifi.
De locatie? Hotel & Restaurant Infinity (ja, oneindigheid), in de oude watertoren van Zwolle. Gebouwd toen het woord ‘internet’ nog sciencefiction was. Vroeger pompte die toren water, nu pompt hij nostalgie. Bovenin, 30 meter hoog, met uitzicht op koeien, weilanden en een paar verdwaalde Staphorsters, kwamen we samen.
Oude koeien werden liefdevol uit de sloot gehaald. We lachten, haalden herinneringen op: verhalen over opa’s pijpenrekje met de spreuk “Het is geen man die niet roken kan”, oma’s obsessieve vogelvoerbeleid en het speelgoed dat we deelden bij hen thuis. Mijn nicht had zelfs via Marktplaats nostalgische plastic beestjes opgesnord. Van die dingen waarvan de staarten op bananenschuimpjes lijken. Zij noemde het geen verzameldrang. Wij ook niet. Hardop.
En ergens, fluisterzacht, rolde hier en daar een traantje over een wang. Maar daar praten we natuurlijk niet over. Behalve ik. Ik schrijf dit, dus ik mag dat.
Sommige familieleden had ik in decennia niet gezien, anderen had ik überhaupt nog nooit ontmoet. Maar dat maakte niets uit. We zaten daar gewoon. Samen. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
Familie. Je kiest ze niet, maar als je geluk hebt, krijg je er een paar bij wie je altijd thuiskomt. Zelfs op 30 meter hoogte, met uitzicht op koeien. Dan voelt het alsof de tijd stilstaat, en tegelijk als een oneindigheid lang geleden.
En ergens, tussen het eten, de lachbuien en de gekke verhalen, zijn opa en oma er ook nog steeds bij. Al lang niet meer hier, maar voor altijd verbonden. Voor oneindig lang familie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.