Zuchten. Steunen. Puffen. Het is 34 graden in Nederland. Of, zoals wij het noemen: de perfecte dag om je complete zolderinhoud in een Peugeot 208 te proppen. Jawel, het is weer zover: De Grote Auto-Inpakdag.
Manlief en ik gaan op vakantie. Maar niet zomaar. Nee, we gaan op een heuse trilogie van vakanties.
Eerst één dag ‘gezellig’ wandelen aan de Duits-Oostenrijkse grens (“De Leutaschkloof is magisch,” zegt hij met die blik die je krijgt als je een bergpad romantisch noemt). Vervolgens tien dagen kamperen in Italië: dertig graden, vijfhonderd muggen en je eigen zweet als permanente metgezel, heerlijk ontspannen idee, vind ik. Tot slot een weekje Oostenrijk, in een appartement dat ‘rustiek’ wordt genoemd. Dat betekent meestal: géén lift, twijfelachtige wifi en een kast die kraakt alsof er een geest in woont.
Drie landen. Drie klimaatzones. Drie keer zoveel inpakstress. En maar één kofferbak.
Manlief kiest voor de praktische aanpak: tent, haringen, stoeltjes, pannen, een zaklamp waarmee je Schiphol kunt bijlichten, en een verlengsnoer van vijf meter (“voor de föhn, denk ik”). En jawel: twee ventilatoren. “Als Italië kookt, blazen wij terug!” roept hij strijdbaar.
Mijn taak? De kledingtas. Eén. Slappe. Weekendtas.
“Past precies tussen de koelbox en de parasol,” zegt hij tevreden. Alsof ik alleen een bikini en een tandenborstel nodig heb.
Maar luister: ik pak niet alleen kleding. Ik pak mogelijkheden. Ik pak vrijheid. Kleding voor alle versies van mezelf. Berggeit-chic, strandgodin, Apfelstrudel-casual. Wandelschoenen? Check. Gympen? Check. Slippers met glitters? Dubbel check. En dan… mijn kroonjuwelen: De hakjes.
Twee paar. Camel en charmant zwart. Niet te hoog, maar met dat ene fijne gespje. Je weet wel, die hakjes waarbij hij ooit zei: “Wauw.” Pure elegantie, maat 39.
Ik rol, vouw, moffel, prop. Alles past net niet. Nog een mini-weekendtasje erbij dan maar. Geen punt.
Buiten hoor ik gegrom. Manlief, in gevecht met de koelbox, waterkoker, achterklep, de zwaartekracht, en misschien ook een beetje met mijn karakter.
PLOP.
“Wat zit er in deze tas?! Een baksteen?!”
Ik glimlach lief vanaf de drempel. “Misschien... een charmant hakje met een gespje? Je weet wel, die jij altijd zo mooi vindt.”
Hij zucht. Zijn blik zegt alles: wanhoop, liefde, opoffering. Maar vooral: overgave. Dit is niet zijn strijd. Dit is mijn recht.
Na een uur persen, duwen en fluistervloeken zit alles erin. Geen ruimte voor ‘extra tafeltje’, maar wel voor mijn hakjes. En dat is genoeg.
Want straks, als we flaneren over de boulevard, ik in ouwe gympen, zwetend als een fontein, zal hij zeggen:
“Fijn dat je hakjes mee zijn, hè?”
En dan lach ik lief. Want ik draag ze niet. Maar ik kan ze dragen.
En dat, lieve mensen, is vrijheid.
Vrijheid is niet dat je alles gebruikt wat je meeneemt. Vrijheid is dat je zelf kiest wat je meeneemt.
Vrijheid is ruimte maken, in je auto, je dag, je hoofd. Voor hakjes, voor liefde, voor jezelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.