dinsdag 6 mei 2025

Gereedschap

Zwanger zijn: eten als een bouwvakker, trots op mijn groeiende buik (lees: luchtballon met benen), en dat magische gevoel van ik ben vrouw, zie mij glimmen.

Ik zou thuis bevallen, zonder poespas. “Gewoon eruit poepen,” zei ik vastberaden. Manlief keek me aan alsof ik had voorgesteld het kind zelf op te vangen met een vergiet.

Fast forward naar een zaterdagavond in februari. Een rommelende buik, hormonale vreetkick (vanillekwark en zure haring, ja echt), uiteindelijk puffend onder de douche. Zo’n oerkracht dat ik het zeeprekje van de muur heb verbogen. Manlief belt de verloskundige. Weekenddienst. Ze klonk alsof ze zo uit de jaren twintig was geparachuteerd: “Ach, het is je eerste, dat duurt nog wel even.”

En toen: groen braaksel. Niet bepaald de kleur van hoop. De verloskundige kwam. Een sergeant-Kenau met vlekken op haar armen en de empathie van een baksteen. Ze zei: “Pers maar.” Ik zei: “Doe ik al!”

“Kind kan de bocht niet om,” hoor ik.

Ambulance komt. Broeders in de slaapkamer. “Snel!” roept Kenau. Ik op de brancard. “Niet persen!” zegt een broeder. Ik: “Wat denk jij, eikel? Alsof IK dat nog bepaal!”

Ambulance… start niet. Alleen een zielig klikje. Broeder vloekt. Ik wil m’n vader bellen: “Pap, hij vloekte!” Manlief rent naar de buren voor startkabels. Ik lig op de brancard, terug op de oprit. Helder vriesweer. Zondag. Haar als een ragebol. Buren genieten mee.

Tweede ambulance wordt opgeroepen, maar Kenau zegt: “Geen tijd!” en smijt me in haar Saab. Manlief en broeder achterin. We scheuren weg. Ze schaaft langs een lantaarnpaal die spontaan scheef gaat hangen.

160 km/u. Door rood. Ik zie de dood en de stoplichten. Manlief zwijgt, broeder roept: “Niet persen!” Ik hang aan de handgreep: “DOE IK TOCH!”

Bij het ziekenhuis staat iedereen klaar. Rolstoel. Lift. Rennen. Ik schreeuw. Horrorfilm. Gynaecoloog komt nat van de douche binnen. “Sorry meid.”

Persen. Schreeuwen. Zusters worden weggetrapt. “Wat is ze sterk,” hoor ik. “Altijd geturnd,” kreun ik. Alles wordt erbij gehaald: tang, zuignap, alles erin in plaats van eruit. De zuignap plopt los, bril gynaecoloog onder het bloed. Slachterij. Manlief, lijkbleek maar monter: “Come on!” Alsof ik de finale moest winnen.

Dan de zin des doods: “Nog één keer persen, anders wordt het een keizersnede.” IK. PERSTE. ALLES. Zure haring. Kwark. Mijn vorige leven. En toen…

Hij was er.

Acht pond pure liefde. 57 centimeter geluk. Hij huilde. Manlief ook. Ik kon niets meer. Dubbele knip, slachtofferhulp aangeboden, maar ik: extatisch. Mijn zoon was mijn medicijn.

Mijn conclusie? Dit nooit meer. We houden het bij één.

Fast forward 2,5 jaar. Nummer twee. Een zij. Chill in het ziekenhuis. Geen ambulance, geen zuignap, geen tang, geen ragebolhaar. Gewoon mijn verloskundige, manlief als zelfbenoemd verpleger. Alleen hij mocht op mijn buik duwen, recht op haar billetjes. Drie keer duwen, gekneusde ribben, maar liever dat dan de hele gynaecologische gereedschapskist. En toen: plop. Als een tube tandpasta.

Negen pond pure liefde. 53 centimeter geluk.

Zoonlief kwam als eerste. Niet uit haast, maar puur strategisch: het podium moest vrij zijn voor de diva. Dochterlief. Hij nu 21, zij 18.

Heeft ze een foute liefde? Dan zegt hij: “Zal ik z’n ego slopen met één blik? Of z’n neus laten bloeden?” Zij rolt met haar ogen. Manlief en ik juichen in stilte.

Hij zegt: “Ik ben de oudste.” Zij zegt: “Ik ben de upgrade. Eerste pannenkoek mislukt altijd.”

"En ik? Ik kijk toe. Dankbaar. Hersteld. Liefdevol. En nog steeds huiverig voor tangen, zuignappen en ander gereedschap dat rammelt in een lade van de gynaecoloog."  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.

Gelijkspel

Twee keer in één week werd me serieus gevraagd of ik ‘dat ene typetje van het paardrijden’ was, en geloof me, dat zette iets in gang…..Lieve...