Ze is overleden. De dag na mijn vijftigste verjaardag. Dat vond ik dan toch wel attent. Niet op mijn verjaardag. Ze had gevoel voor timing.
Ze was 93. De schoonmoeder van mijn broer. Geen directe familie, maar wél de enige vrouw die ik met droge ogen een Dame durf te noemen. Met hoofdletter.
Zo eentje die geboren lijkt met een haarband-met-veer, een lange sigarettenhouder en een glas sherry in haar hand. Altijd opgekamd. Nooit een plukje uit het gareel. Geen pantoffel in haar buurt; hakken tot het eind.
En dan niet die comfortabele blokhakken van de ANWB. Nee, echte hakken. Zelfs bij het legen van de brievenbus zag ze eruit alsof ze zo uit een modeblad was gestapt.
Alles klopte aan haar: verzorgd, elegant, een etiquettegids op hakken.
Als bijvangst ging ik soms mee toen mijn broer net verkering had met haar dochter. Wat begon als een kennismaking eindigde vaak in een gastronomische uitputtingsslag.
Ik ging rollend naar huis, volgepropt en vol nieuwe kennis. Zo leerde ik: een ei haal je met een lepel uit het water, acht tellen. Is het ei droog? Dan is het perfect. Ik doe het nog steeds zo. Sindsdien nooit meer een kookwekker aangeraakt.
Haar begrafenis was precies zoals zij: stijlvol, krachtig, waardig. Mijn schoonzus sprak prachtig. Ze lijkt op haar moeder. Elegantie ten top.
In het zaaltje zat ik tussen mensen van vroeger. Een soort reünie. Een goede vriend van mijn broer, ooit ontmoet in Moskou, zat ook in het rijtje. Toen wodka, nu herinneringen en wijn.
Er was ook een ouder stel uit onze kerkelijke tijd. Wat ouder, maar niet stoffig.
En toen: de man met mijn achternaam. Geen familie, wel familiegevoel. Mijn favoriete dominee. Mijn vader lobbyde ooit zo hard dat hij predikant werd in onze kerk. Als hij was gebleven, waren we waarschijnlijk nog steeds lid. Met vrijwillige donaties en al. Dat weet ik zeker.
Hij at vroeger vaak bij ons thuis. Had zelfs een vaste plek aan tafel en vermoedelijk z’n eigen koffiemok. Later trouwde hij mij met manlief. Zijn preek toen? Geen idee meer. Iets met liefde, vermoedelijk. We lagen dubbel.
Na zijn pensioen gooide hij zijn handgeschreven preken weg. “Schande!” riep ik. Hij lachte: “Maar jullie zijn nog steeds getrouwd, dus mijn zegen werkte!” Zijn Noord-Hollandse accent had inmiddels plaatsgemaakt voor Twents gezang. Overduidelijk te lang in Twente op de kansel gestaan. Z’n ‘amen’ had meer klank dan een kerkorgel op volle toeren.
We lachten hardop. Op een begrafenis. Ze had dat gewaardeerd. Niet te zwaar, niet te licht. Precies goed.
De kinderen van mijn broer en schoonzus gezoend. Ja, plakkerig, het was warm. Aanhang erbij. De sfeer was goed.
Zo moet het. Je wordt 90+, kijkt terug en zegt: het is mooi geweest. En dan hef je het glas op het leven.
Maar let op: niet klinken. Glas heffen en oogcontact maken. Uit respect en verbondenheid.
Die vriend van mijn broer vertelde: pas na veertig dagen mag je écht klinken. Dan pas heeft de ziel de aarde verlaten.
Stijl draag je over. Zelfs na je overlijden. Zelfs tijdens de toost op je afscheid.
En ik weet het zeker: dit etiquette-lesje was haar laatste groet aan mij.
Met opgeheven glas. Zonder klink. Met een glimlach. En een snik.
Zo hoort dat. Dat is Etiquette.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.