"Een dode muis! O mama, zó zielig!" riep mijn dochter, terwijl ze zich boven de stoep boog alsof ze net een gevallen soldaat had ontdekt.
Het was een gewone ochtend, jaren geleden, toen mijn dochter nog zeven was en alles in het leven draaide om glitter, regenbogen en het redden van alles met een vachtje. En toen… daar lag hij. Op de stoep. Een dode muis. Er werd al gesproken over een uitvaart met bloemen, muziek en een zelfgemaakte kist van knutselkarton.
Ik had haast. We moesten naar school. En ik, naïef als ik was, stelde voor: “We leggen het muisje onder wat bladeren en doen vanmiddag de ceremonie.”
Mijn dochter keek me aan alsof ik zojuist had voorgesteld om opa op de composthoop te leggen. “Wat onmenselijk!”
Wat ze niet wist is dat ik zelf ooit een muis had gered. Nou ja, “gered”.
Het was mijn muismoment, mijn Disneyprinsessen-act. Het beestje lag als een verdroogde rozijn op onze oprit, maar ik zag leven! Dus hop, ik zette hem in een bakje met stro en gaf hem een lepeltje vla. Vla? Ja, vla. Wat moet je anders? De muis knapte op, zag het licht, en ik voelde me de Moeder Teresa van de knaagdieren.
Maar toen… oh, toen. We moesten even weg, dus ik zette het muisje “veilig” in de garage. Veilig, dacht ik. Tot we terugkwamen en het muisje besloten had een soort klimexpeditie te ondernemen, denk: “Expeditie Muizenberg” via een loshangend snoer van de boormachine. Hij bungelde als een ware acrobaat...
Dappere muis.
Maar wat er toen gebeurde… daar droomt menig horrorregisseur nog van. De boormachine viel. BOEM. Muis plat. Niet een beetje plat. Niet “oh nee” -plat. Nee. Totaal kartonnen-sneeuwvlok-plat of “ik-kan-het-pootje-alleen-nog-met-een-pincet-vinden”-plat. Een soort CSI-muiseditie.
Manlief werd opgeroepen voor de schoonmaakdienst. “Het lijkt wel CSI,” mompelde hij. Met een stuk karton, handschoenen en een lege jampot moest hij de muisrestanten oprapen. Ik kon het niet aanzien. Sindsdien heb ik een officieel reddingsverbod. “Laat beestjes gewoon doodgaan,” zegt hij nu. “Of verhuis naar een dierentuin.”
Mijn dochter weet niets van deze brute garagemoord. In haar wereld was muisje Pluisje een vredig heengegaan beestje met een waardige ceremonie onder de hortensia’s.
Maar ík weet het. En elke keer als ik een boormachine zie, voel ik een steek van schuld. Niet groot hoor, niet ‘ik-draag-het-de-rest-van-mijn-leven’-groot. Meer... zo’n klein knaagje.
Alsof ergens, in een parallel muizenuniversum, een piepklein spookje met een vla-snorretje zuchtend zijn hoofd schudt.
En dan fluister ik: Rust zacht, Pluisje.
En als je ooit reïncarneert… blijf uit de buurt van boormachines. Of mijn reddingsdrang.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.