Een gewone ochtendwandeling met mijn allerliefste hond: een Nova Scotia Duck Tolling Retriever. Toller voor intimi. Zachtaardig, gehoorzaam, cursus gedaan, keurige diploma’s. Als ik “zit” zeg, zit ze. Als ik “hier” zeg, komt ze. Als ik niks zeg, kijkt ze me aan alsof ze vraagt: “Alles goed, vrouwtje?” Kortom: gehoorzaam tot op het bot. Ze luistert zelfs naar mijn innerlijke stem. Dacht ik. Tot die dag.
We lopen langs de bosrand. Hond los, want ik leef gevaarlijk en zij is betrouwbaar. Dan, totaal onverwachts: kippen. Geen hekje, geen bordje, geen waarschuwende haan met fluitje. Gewoon: een witte kip, een zwarte kip en een haan met attitude, testosteron en een puntkuif. De heilige drie-eenheid van het kippenrijk.
Ik denk hoopvol: zolang ze blijven staan, gaat alles goed. Maar nee hoor. Plotseling paniek in de kippenren-zonder-ren. De kippen vluchten, de hond denkt “leuk!” en sprint erachteraan. Recht door het weiland, op weg naar de boerderij alsof ze daar een afspraak heeft.
Oren in de wind, staart vol adrenaline. Ik in paniek, in slow motion: “NEEEEEEEEE!” Maar tegen een Toller van stand heb je niks aan een sprint. Ik moet omlopen via een pad. Ik zie hooibalen. Ik hoor gekakel. En dan… als een film in mijn hoofd: witte kip vliegt, hond springt, veren dwarrelen. Dan stilte. Doodse stilte. Het soort stilte waarbij zelfs grassprieten stoppen met groeien.
Ik kom het erf op. Zwarte kip? Check. Haan? Check. Witte kip? …
Dan zie ik haar. Mijn hond. Trots. Oren, voor haar doen, hoog. Tussen haar pootjes: een tapijt van witte veren. Geen bloed. Geen plukken vleeshorror. Gewoon… een levenloos hoopje witte kip.
Mijn perfecte hond. Een brute moordenaar. Trillend bel ik aan bij de boerderij. Geen gehoor. Geen mens. Alleen kippen. En oordeel. Ik strompel naar huis, schrijf een brief in pure schuldbekentenisstijl: “Sorry. Mijn hond. Uw kip. Mijn schuld. Ik betaal. Groet, Mevrouw De Vos met geweten.”
Twee dagen later belt ze. De boerin. Ze waren een weekend weg. Als ik niks had gezegd, had ze gedacht dat het een vos was. “Mijn hond lijkt op een vos,” zeg ik zwakjes.
Ik mag langskomen. Met geld. Voor een kip. Ze biedt thee aan. Is vriendelijk. Geen drama. Geen kippenpsycholoog. Gewoon een zakelijke legkip. Ik denk: als die kip maar geen naam had... dan telt het niet. Geen naam = geen band.
Ik sta op. Opgelucht. Dan zegt ze: “Ze was de enige kip die ooit in de boom kon zitten.”
NEE. Niet zeggen. Geen naam. Geen emotionele binding. Laat het gewoon een boomkip blijven. Alsjeblieft…
Ze glimlacht: “Oh ja, ze heette trouwens Kaatje.”
NEEEEEEEEEH. AAAAARGH!
En zo werd mijn keurige hond de moordenaar van Kaatje, de vliegende boomkip. Een kip met dromen, ambities, een naam, klimvaardigheid en waarschijnlijk een LinkedIn-profiel.
Rust zacht, Kaatje. Je was meer dan een ei-leverancier. Een boomkip met vleugels en visie. Je was een legende.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.